Op 8 mei 2020 verscheen in De Morgen een dubbelinterview met Louis Van Dievel, biograaf van een deels fictieve Guust Van Mol, en Jan Van Duppen, de echte Guust die in de jaren 1970 en 1980 lid was van de Partij van de Arbeid van België.
Een kleine passage uit dit interview is twee jaar in mijn hoofd blijven rondspoken, tot ik het interview terug opzocht om erop te reageren.
De journalist zegt Eind jaren tachtig nam een vriend me mee naar een lezing van wijlen Ludo Martens, op dat moment voorzitter van de PVDA. Ik hoorde
die man de lof van Jozef Stalin zingen en de zuiveringen verheerlijken. Het waren er volgens Martens alleen niet genoeg.
Van Duppen antwoordt: Martens vertolkte daarmee niet meer dan de marxistische stelling dat het in de genen zit. Je ouders, grootouders en kinderen
dragen evenveel verantwoordelijkheid. Als jij geliquideerd wordt, moeten ook zij uit het maatschappelijk weefsel verwijderd worden. Stalin had volgens
Ludo Martens dus niet goed genoeg gezuiverd.
Hoezo, marxistische stelling dat het in de genen zit? Denkt Van Duppen werkelijk dat die stelling afkomstig is van Karl Marx? Of probeert hij Ludo Martens te citeren, en zou die deze stelling marxistisch genoemd hebben?
Wie het ook is, deze persoon vergist zich. Marx heeft nooit wat dan ook gezocht in de genen. Misschien heeft onze persoon een veel geciteerde zin uit
het Communistisch Manifest verkeerd gelezen. De geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe is de geschiedenis van de klassenstrijd.
Klassenstrijd staat er, niet rassenstrijd. Een klasse is een sociaal-economische categorie. Het zijn mensen die dezelfde belangen hebben doordat ze
eenzelfde rol vervullen in het systeem van productie en verdeling van levensmiddelen. Met genen heeft dat niets te maken.
De arbeidersklasse, waar Marx zoveel van verwachtte, was in die tijd genetisch de meest diverse klasse van allemaal. Het was een groeiende klasse. Veel arbeiders waren niet als arbeider geboren. Zijzelf of hun ouders hadden ooit tot een andere klasse behoord. Wevers bijvoorbeeld, ooit trotse bezitters van een eigen weefgetouw, misschien zelfs met personeel in dienst. Ze konden de concurrentie niet meer aan met de industriële weverijen, en werden dan maar arbeider.
Die nieuwe arbeiders behielden natuurlijk nog een hele tijd de tradities, het wereldbeeld en de idealen van hun vroegere klasse. Maar Marx vond dat geen probleem. Dat was maar ideologie. Als ideologie botst met werkelijke belangen, dan zal de ideologie zich wel aanpassen. Uiteindelijk worden het allemaal gewone arbeiders. Slaaf geboren of slaaf gemaakt, een slaaf is een slaaf.
Dat geldt trouwens ook voor arbeiders die feodaal heerser worden. Ook zij zullen hun ideologie aanpassen aan de nieuwe situatie. Stalin zag een groot politiek nut in de ideologie van de afkomst. Wat hij deed was misschien niet altijd goed voor de arbeiders en boeren die hij zei te vertegenwoordigen, maar het verhaal van zijn afkomst was onberispelijk. En dus probeerde hij op subtiele wijze die ideologie te versterken, terwijl hij officiëel, en zeker naar het buitenland toe, vasthield aan de marxistische ideologie van de klassenstrijd. De Sovjetunie was de grootste uitgever van de werken van Karl Marx.
In het China van Mao waren ze minder subtiel. Voor de Chinezen was Mao Zedong de grootste marxist van zijn tijd. Wie het echte marxisme wilde leren kennen moest dat niet gaan zoeken in oude teksten, maar zich ten volle verdiepen in het gedachtengoed van voorzitter Mao. Zo gaat het in China nog altijd. Wie in 2020 het echte maoisme wil leren kennen, moet dat doen met de leer van Xi Jinping. De nu heersende koning is alles. Graven en barons zijn ook een beetje koning, maar alleen binnen de perken gesteld door de hogere koning.
Datum waarop deze pagina laatst werd bijgewerkt: 2023-11-04