De Europese Unie heeft van bij haar oprichting gekozen voor een groot aantal officiële talen. Eerst waren het er vier (Nederlands, Frans, Duits en Italiaans), maar het principe lag toen al vast: elke bijkomende lidstaat zou zelf mogen aangeven welke van zijn officiële talen hij officiëel wou maken in Europa. In 1973 kwamen Deens en Engels erbij, in 1981 Grieks, in 1986 Portugees en Spaans, in 1995 Fins en Zweeds, in 2004 Ests, Hongaars, Lets, Litouws, Maltees, Pools, Slovaaks, Sloveens en Tsjechisch, in 2007 Bulgaars, Iers en Roemeens, en in 2013 Kroatisch. Dat maakt dus samen 24 talen.
Al deze talen zijn officiëel gelijkwaardig. Alle wetten (Europese richtlijnen) worden vertaald in elk van deze talen, en elke burger die zich in één van deze talen richt tot een Europese instelling, moet antwoord krijgen in dezelfde taal.
Daarnaast zijn er nu ook een aantal semi-officiële talen: deze worden niet gebruikt in wetten, wel in antwoorden. Het statuut wordt verleend op vraag van een lidstaat waar de taal erkend is als minderheidstaal, en de vertalingskosten worden gedragen door de betreffende lidstaat. Vanaf 2005 waren dit Baskisch, Catalaans en Gallicisch (op vraag van Spanje). In 2009 (tot 2020) zijn daar Kymrisch en Schots-Gaelisch bij gekomen (Verenigd Koninkrijk).
Er zijn zeer goede redenen voor deze meertaligheid, die zelfs model kan staan voor andere meertalige landen en internationale organisaties:
Als mensen met elkaar willen spreken, zoeken zij spontaan naar een gemeenschappelijke taal.
Er zijn natuurlijk menggebieden, waar mensen uit verschillende taalgroepen samenkomen, en waar de meesten in meerdere of mindere mate tweetalig zijn. Maar als zo een tweetalig gebied aan zichzelf overgelaten wordt, dan zal uiteindelijk één van beide talen in onbruik geraken. Om tweetaligheid in stand te houden moeten er eentalige thuisgebieden zijn, gebieden waar elk van beide taalgroepen zich kan herbronnen.
Voor de Europese Unie zou dit kunnen betekenen dat de bevoegdheid van de lidstaten erkend wordt om het gebruik van hun taal of talen te beschermen, en dit minstens op volgende vlakken:
Wat de meertalige gebieden en functies betreft, die zullen alleen echt meertalig blijven als geen enkele taalgroep openlijk of verdekt bevoordeeld wordt. Als iedereen, zelfs zonder dwang, ervoor kiest dezelfde taal te spreken, dan zijn degenen die deze taal als moedertaal hebben automatisch bevoordeeld:
Zodra duidelijk wordt dat de sprekers van één taal beter af zijn dan de anderen, zal de meertaligheid gaan verwateren. Sprekers van andere talen zullen proberen in het land van de bazen te gaan studeren, of hun eigen nationale onderwijs zal die taal overnemen. En wie kan ze daarin ongelijk geven? Als Europa echt zijn meertaligheid wil beschermen, moet het erover waken dat geen enkele taal het overwicht kan krijgen.
Alles hangt ervan af of de Europeanen dat zelf wel willen. Willen we de nu officiëel gepropageerde eenheid in verscheidenheid, willen we een volledige versmelting en uiteindelijk één gemeenschappelijke taal, of willen we geen Europese eenheid meer?
Men leert een taal omdat ze nuttig is, en ze is nuttig omdat er genoeg andere mensen zijn die ze al kennen en gebruiken. Om door te breken moet Esperanto dus op meerdere terreinen tegelijk werken.
Esperanto leren duurt, voor een zelfde communicatievaardigheid, ongeveer één tiende van de tijd die nodig is om een andere taal te leren. Het helpt natuurlijk om al een andere vreemde taal te kennen, en het helpt als één van de gekende talen behoort tot de romaanse, germaanse of slavische taalgroep. Maar ook voor Japanners is Esperanto een relatief gemakkelijke taal.
Deze taal is ook onmiddellijk bruikbaar. Esperantosprekers zijn geografisch zeer verspreid, maar ze weten elkaar te vinden. Er is een omvangrijke literatuur in de vorm van boeken en tijdschriften, er is muziek, er zijn clubbijeenkomsten waar regelmatig buitenlanders op bezoek komen, er zijn internationale bijeenkomsten, men kan pennenvrienden maken of op reis gaan langs esperantosprekers, informatie uitwisselen met vakgenoten, enz.
Door dit voortdurende gebruik in een verspreide maar toch wel hechte gemeenschap is Esperanto kunnen uitgroeien van een project dat in 1887 werd voorgesteld in een boekje van 40 bladzijden, tot de volwaardige taal die nu gebruikt wordt in één van de betere afdelingen van de internetencyclopedie Wikipedia.
Om aan te slaan moet Esperanto niet alleen bruikbaar, maar ook zichtbaar zijn. Esperanto is er niet alleen voor wie ernaar zoekt. Iedereen moet het te zien krijgen.
Ik denk bv. aan bedienden in hotels: dikwijls dragen die een reeks vlaggetjes die aangeven in welke taal ze kunnen aangesproken worden. Daar zou ook een groen-wit esperantovlaggetje bij kunnen zijn.
Of denk aan gebruiksaanwijzingen. Men gebruikt soms Esperanto als hulptaal om gebruiksaanwijzingen te vertalen in soms meer dan tien vreemde talen. Waarom de esperantotekst dan niet mee afdrukken? Misschien is er iemand wiens taal nog niet voorzien was, die met de esperantotekst toch geholpen is.
Hier en daar is Esperanto nu al te zien. In de Wikipedia natuurlijk. Of in de Duitse "Esperanto-Stadt" Herzberg am Harz. Maar ook in de tweetalige opschriften van het busstation van Rondonopolis, diep in het Braziliaanse binnenland, in de vele Esperantolanen en Zamenhofstraten overal ter wereld, en zelfs in het misbruik dat soms gemaakt wordt van de naam Esperanto voor andere doeleinden.
Om Esperanto tot brugtaal te maken van een organisatie als de E.U., moeten er enkele politieke beslissingen genomen worden.
Vooreerst in het onderwijs. Naar het voorbeeld van Hongarije kan Esperanto ingevoerd worden als één van de talen die in aanmerking komen als eerste of tweede vreemde taal. Vooral als eerste vreemde taal heeft Esperanto een geweldig voordeel: daar het relatief gemakkelijk is, voelt men er zich snel in thuis. Dit versterkt het zelfvertrouwen van de leerlingen i.v.m. het leren van vreemde talen. Men heeft al eens kennis gemaakt met de betreffende problemen, en blijkbaar waren ze niet onoverkomelijk.
Naarmate er meer mensen Esperanto kennen, kan het ook meer gebruikt worden: eerst enkel als hulpmiddel in het vertaalproces, of als bijkomende taal waarin de belangrijkste officiële teksten beschikbaar zijn, later als bijkomende officiële taal waarin alles moet beschikbaar zijn, en als brugtaal in internationale situaties.
Maar in afwachting van een beslissing over Esperanto is het absoluut noodzakelijk nu al elke discriminatie te vermijden waarbij op Europees vlak sprekers van één taal bevoordeeld worden tegenover sprekers van andere talen.
Bijkomende informatie kunt u hier vinden:
Datum waarop deze pagina laatst werd bijgewerkt: 2019-12-25