Over Jezus van Nazareth is weinig met zekerheid bekend. De meeste informatie komt uit christelijke bron, en is te vinden in teksten met een groot mirakelgehalte.
Toch lijkt het aannemelijk dat er een Jezus bestaan heeft, afkomstig uit Nazareth in Galilea, die rond het jaar 30 in Jerusalem werd veroordeeld tot de kruisdood. De eerste christenen leefden daar in die tijd, en kunnen die publieke gebeurtenis moeilijk uit hun duim gezogen hebben.
Daar komt bij dat de vier evangelies een hoop feiten vermelden over de dag van de kruisiging en de daaropvolgende weken, die gemakkelijk in te passen zijn in een geloofwaardig verhaal over veroordeling, kruisiging en verrijzenis van Jezus.
Jezus was een rondtrekkende predikant en gebedsgenezer, die een groot publiek aantrok, maar ook een aantal vijanden had onder de traditionele godsdienstige leiders. Op een bepaald moment besliste het Sanhedrin, de raad van religieuse leiders, om hem uit te schakelen. Het Sanhedrin was echter niet bevoegd om een doodstraf uit te spreken. Dat kwam toe aan Pontius Pilatus, de Romeinse bestuurder van het gebied.
Het Sanhedrin liet Jezus gevangen nemen en bracht hem voor Pilatus met de beschuldiging dat hij een opstand voorbereidde tegen de Romeinse keizer. Pilatus geloofde er niets van, en wou zich niet mengen in een religieuse twist onder joden. Maar er was een menigte opgetrommeld, en die eiste de doodstraf voor Jezus.
Pilatus bedacht een uitvlucht. Er stonden voor die dag al drie kruisigingen op het programma. Een van de veroordeelden was Barabbas, iemand waarvan Pilatus dacht dat niemand hem op vrije voeten wou zien. Dus zei hij: het is Pasen, en bij een religieus feest laat ik meestal een veroordeelde vrij. Wie moet ik vrijlaten: Jezus of Barabbas? Maar heel de menigte schreeuwde: Barabbas vrij, Jezus aan het kruis! Pilatus kon niet terug: hij had ze laten kiezen, en ze hadden gekozen. Jezus en de twee anderen moesten sterven aan het kruis.
De kruisiging is een folterdood die gebruikelijk was in heel het Romeinse Rijk. De veroordeelde werd vastgemaakt aan een horizontale balk, met de armen zo ver mogelijk gespreid. Als iemand met zijn hele gewicht aan zijn bijna horizontale armen hangt, dan geeft dat een enorme trekkracht, die van de armen doorgegeven wordt aan de borstkas. Deze wordt zodanig uitgerokken dat ademen onmogelijk wordt, met verstikking als gevolg. Om de dood te vertragen kreeg de betrokkene een ongemakkelijk steuntje onder de voeten. Als hij dan mooi rechtop stond, niet naar voor boog en niet door de knieën zakte, dan kon hij ademen. Een gezonde persoon kon zo uren blijven staan met een soldaat ernaast zodat niemand hem kon losmaken.
Jozef van Arimathea, lid van het Sanhedrin maar in het geheim ook aanhanger van Jezus, gaat naar Pilatus, officiëel om te vragen of hij het lijk mag hebben. Hij heeft een rotsgraf in de omgeving dat nog ongebruikt is, en daar kan Jezus voorlopig in gelegd worden.
Het was een vrijdag. Bij zonsondergang zou de sabbat beginnen, de dag waarop joden geen lijken mogen verplaatsen. Men wou onder geen beding de lijken een hele dag laten hangen, dus voor zonsondergang moesten de gekruisigden dood.
Om een kruisdood te versnellen kan men de benen van de gekruisigde breken. Op gebroken benen kan hij niet staan, dus de dood volgt vrij snel. Dat is wat de soldaten van Pilatus deden: bij twee van de gekruisigden braken ze de benen. Bij Jezus was dat niet nodig, want volgens de soldaten was die al dood. Hij werd van het kruis gehaald, in lijkdoeken gewikkeld, en in het graf gelegd. Twee dagen later was het graf leeg, en bevond Jezus zich levend in Galilea.
Pilatus en zijn soldaten hadden geen enkele reden om bekend te maken wat ze die dag gedaan hadden. Ook de mensen die Jezus in het graf gelegd en dezelfde nacht nog naar Galilea gebracht hadden, hebben daar zoals afgesproken nooit iets over gezegd.
Ook Jezus zelf lijkt gedaan te hebben wat van hem verwacht werd. Hij liet zich alleen zien aan mensen die hij kende en vertrouwde, en zodra hij voldoende hersteld was verliet hij het land. Voor zijn vertrek vroeg hij aan zijn apostelen om zijn werk voort te zetten.
De apostelen wisten niet wat er gebeurd was. Toen Thomas niet wou geloven dat Jezus leefde, zei deze gewoon: Kijk naar mij en naar mijn wonden. Wie ben ik? Thomas moest toegeven dat het werkelijk Jezus was die voor hem stond. Hij bleef geloven dat hij Jezus had zien sterven aan het kruis, en dat hij nu toch leefde kon maar een ding betekenen: de almachtige God had Jezus opnieuw tot leven gewekt.
Zo veranderde Jezus van Nazareth, succesrijk predikant in zijn tijd en plaats, in Jezus Christus, blijvend boegbeeld van een wereldreligie.
Datum waarop deze pagina laatst werd bijgewerkt: 2024-08-07